Polsartrose

Polsartrose kan ontstaan door slijtage in het polsgewricht. De meest voorkomende oorzaak is een trauma, zoals een val waarbij u op een uitgestrekte hand terechtkomt. In zeldzamere gevallen kan polsartrose het gevolg zijn van ontstekingsziekten zoals reuma of kristalarthropathieën, of door botafsterving (avasculaire necrose). De meest voorkomende oorzaken van polsartrose zijn een scheur in het scafolunaire (SL) ligament (zie ‘polsverstuiking’) of een breuk in het scafoïdbot. Als deze problemen niet tijdig worden behandeld, kan het kraakbeen in de pols beschadigd raken door veranderde bewegingspatronen in het gewricht. Deze schade kan verergeren in verschillende stadia, wat wordt aangeduid als een ‘advanced collapse’.

Afhankelijk van de oorzaak spreken we van:

  • SLAC-polssyndroom (scapholunate advanced collapse) bij een scheur in het SL-ligament.

  • SNAC-polssyndroom (scaphoid nonunion advanced collapse) bij een niet-genezen breuk in het scafoïdbot.

De behandeling van polsartrose hangt af van de mate van slijtage en uw klachten.

  • Graad 1: Bij vroege slijtage proberen we het onderliggende probleem te herstellen. Dit kan inhouden dat we het SL-ligament repareren of de scafoïdbreuk behandelen. Ook kan het uitsteeksel aan de buitenkant van de pols (processus styloideus) worden verwijderd om de druk te verminderen.

  • Graad 2: Als de slijtage gevorderd is, zijn er twee veelvoorkomende ingrepen: PRC (proximale rij carpectomie) of FCA (four-corner artrodese). Beide operaties kunnen de pijn verlichten en de polsfunctie verbeteren. Er zijn ook alternatieve behandelingen beschikbaar.

  • Graad 3: Bij verdere slijtage is een PRC niet langer mogelijk en blijft FCA de meest gebruikte optie.

  • Graad 4: In dit laatste stadium kan een volledige polsartrodese (het vastzetten van het polsgewricht) de oplossing zijn. Een ander alternatief is een operatie waarbij een implantaat (zoals Amandys) wordt geplaatst. Gelukkig komt deze graad van slijtage zelden voor.

Proximale rij carpectomie

Deze operatie, voor het eerst uitgevoerd in de jaren ‘40, is sindsdien een veelgebruikte techniek. Tijdens deze ingreep wordt de proximale rij van de polsbotjes verwijderd. Dit zijn de botjes: het lunatum, scafoïd en triquetrum. De operatie vindt plaats via een incisie aan de handrugzijde.

Na de ingreep behoudt u ongeveer 60% van de kracht en beweeglijkheid (buigen en strekken) vergeleken met een gezonde pols. In vergelijking met de situatie vóór de operatie is de pijn aanzienlijk verminderd. Het herstel verloopt relatief snel, en meestal is geen gips nodig.

Bij ongeveer 12% van de patiënten is een aanvullende ingreep nodig, bijvoorbeeld als er sprake is van blijvende klachten of verdere slijtage van het gewricht. Soms gaat het om een kleine ingreep, maar in andere gevallen kan de artrose verder toenemen, waardoor uiteindelijk een polsartrodese (vastzetoperatie) nodig is om de klachten onder controle te krijgen.

Four-corner artrodese

In de jaren '80 werd een alternatief voor de PRC ontwikkeld, waarbij niet de volledige eerste rij polsbotjes wordt verwijderd, maar alleen het scafoïdbot. De resterende vier botjes (lunatum, triquetrum, capitatum en hamatum) worden aan elkaar vastgezet. Het theoretische voordeel van deze techniek is dat de lengte van de pols behouden blijft, wat zou kunnen resulteren in meer kracht dan bij een PRC.

Uit onderzoek blijkt dat patiënten met deze techniek iets meer kracht behouden, maar het verschil is niet significant vergeleken met de resultaten na een PRC. De beweeglijkheid (buigen en strekken) is echter vaak iets beperkter dan na een PRC. Daarom geven we bij graad 2 artrose de voorkeur aan een PRC. Bij graad 3 artrose is deze optie niet meer beschikbaar en wordt overgegaan op een FCA.

In ongeveer 21% van de gevallen is een aanvullende ingreep nodig, meestal in de vorm van een totale polsartrodese, waarbij de pols volledig wordt gefuseerd. Soms betreft dit een kleine ingreep, maar in andere gevallen kan het nodig zijn om de pols volledig vast te zetten.

Amandys implantaat

Bij verder gevorderde slijtage kan een interpositie-implantaat, zoals de Amandys (Tornier SAS-Bioprofile, Grenoble, Frankrijk), worden gebruikt. Dit implantaat is vervaardigd uit pyrocarbon en vervangt het lunatum, een deel van het scafoïd en een deel van het capitatum. Het implantaat wordt niet gefixeerd in het bot, waardoor hoge piekbelasting op het bot wordt vermeden.

Tijdens deze ingreep blijven het triquetrum en een deel van het scafoïd intact, zodat de aanhechting van belangrijke ligamenten behouden blijft. De benadering van de pols is vergelijkbaar met de andere beschreven technieken, via een incisie aan de handrugzijde.

Na de implantatie volgt een korte periode van gipsimmobilisatie. De meeste patiënten zijn zeer tevreden met de uitkomst van deze operatie. Een mogelijke complicatie is de rotatie van het implantaat, wat in ongeveer 16% van de gevallen kan leiden tot de noodzaak van een bijkomende ingreep.

Totale polsartrodese

Deze operatie wordt alleen uitgevoerd als bovenstaande ingrepen niet langer mogelijk zijn of als ze gefaald hebben. Een totale polsartrodese zal de pols vastzetten waardoor buigen en strekken niet langer mogelijk is. Dit is best vergelijkbaar met de mobiliteit die mogelijk is bij het dragen van een polsbrace, die op eenzelfde manier de pols immobiliseert. Hierbij heeft u een stabiele, krachtige pols die goed kan ingeschakeld worden in het dagdagelijkse leven.